Nieuws

Bestrijd de armoede, niet de armen

Bea Cantillon gaf een lezing n.a.v. sectordag Samenlevingsopbouw. Ze schetste het bredere, historische en internationale kader van onze welvaartsstaat en toonde aan dat de wijze waarop ons maatschappelijk systeem functioneert, verantwoordelijk is voor de armoedecijfers. Niet het opbouwwerk en niet de armen zelf.

Welvaartsstaat
De voorbije 40 jaar ving de welvaartsstaat de economische veranderingen behoorlijk op, vooral onze gezondheidszorg, pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en kinderbijslag. De welvaartsstaat bood goed weerstand tegen economische veranderingen zoals de omschakeling van de traditionele economie naar een kenniseconomie, de stijging van het aantal werkenden door de intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt, de uitbreiding van Europa en de globalisering. De welvaartskoek is nog nooit zo groot geweest als vandaag en de uitgaven voor ons sociaal zekerheidssysteem blijven ook nu nog hoog. Je mag gerust zeggen dat onze sociale zekerheid erger heeft voorkomen. Ter vergelijking: in de VS is de armoedesituatie veel erger.
Welvaartsmachine loopt vast
Uit de voorbije periode kwamen echter duidelijke winnaars en verliezers. De verliezers waren vooral de laaggeschoolde mannen, de winnaars de hoogopgeleide mannen en vrouwen. De ‘zwakkeren’ genoten veel minder van de tewerkstellingsgroei dan de ‘sterkeren’.
Omdat we doorgaans trouwen met iemand met dezelfde socio-culturele achtergrond, versterkten de ‘sterkeren’ elkaar. De opleidingsgraad werd steeds belangrijker. Zeker in onze huidige kenniseconomie komen laaggekwalificeerden steeds moeilijker aan de bak.
Kortom, de motoren van de welvaartsstaat sputteren: de horizontale herverdeling, de verticale herverdeling en de investeringen.
Mattheüseffect
De horizontale herverdeling (motor 1) verdeelt het geld tussen gezinnen in verschillende levensomstandigheden: tussen gezonden en zieken, werkenden en niet-werkenden, gezinnen met en zonder kinderen … Dit zijn de systemen die ons verzekeren tegen de risico’s van het leven.
We zagen een grondige verschuiving binnen deze motor. De risico’s verschoven door de groeiende vergrijzing, de groeiende nood aan kinderopvang, de toenemende migratie, de gestegen individualisering … De verzekering verschoof van ‘oude’ risico’s (via pensioenen, werkloosheids-, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen …) naar ‘nieuwe’ risico’s (via allerlei diensten in de gezondheidszorg, ouderenzorg, kinderopvang, tijdskrediet, activeringsmaatregelen voor de arbeidsmarkt …). Vergoedingen aan werkarme gezinnen verschoven naar vergoedingen aan tweeverdieners. Die verschuiving veroorzaakte het Mattheüseffect: wie al heeft, krijgt nog meer.
De investeringen kwamen terecht bij gezinnen waar al iemand aan het werk was. Het oorspronkelijk doel van de horizontale herverdeling (iedereen zit in hetzelfde systeem van sociale verzekering) takelde af. De verzekering tegen de risico’s van het leven was voor de enen niet meer hetzelfde als voor de anderen. Er ontstond een concentratie van dit soort verzekering in bepaalde groepen (laaggeschoolden, migranten …) en in bepaalde wijken.
Arbeid en vermogens
De verticale herverdeling (motor 2) zorgt voor de verdeling van geld tussen rijkeren en armeren. Hierin zit ons belastingsysteem. Deze motor draait echter bijna volledig op inkomens uit arbeid. Motor 2 werkt dus maar voor een klein gedeelte mee aan het goed functioneren van het welvaartssysteem. Slechts ongeveer de helft van de brandstof voor deze motor wordt gebruikt: vooral de inkomens uit arbeid, niet de inkomens uit vermogens.
Het is dan ook begrijpelijk dat de ‘hardwerkenden’ die de brandstof voor deze motor leveren steeds meer afgeven op wie niet meekan en door motoren 1 of 3 geholpen moet worden.
We stoten hier aldus Cantillon ook op een glazen plafond. Het is niet mogelijk om de minimumuitkeringen op te trekken (bijv. tot de armoedegrens) vanwege de werkloosheidsval.
Minder ‘pro poor’
Motor 3 van de investeringen zorgt ervoor dat de behoefte aan herverdelen voor de motoren 1 en 2 zo klein mogelijk is. Investeringen in onderwijs moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat jongeren een baan vinden zodat motor 1 van de horizontale herverdeling minder werkloosheidsuitkeringen moet voorzien. Investeringen in minimumlonen moeten leiden tot een kleinere behoefte aan verticaal herverdelen in motor 2.
We zien echter dat investeringen steeds meer terechtkomen bij gezinnen waar al iemand aan het werk is (motor 1) en dat motor 2 die essentieel is om de welvaartsmachine draaiende te houden, niet optimaal werkt. Daardoor loopt motor 3 vast, die instaat voor het voorkomen van scheve toestanden of voor het herstellen van problemen in het systeem (bijvoorbeeld door investeringen in nieuwe jobs voor werklozen). Vooral laaggeschoolde mannen die als ‘verliezers’ uit de vorige periode kwamen, komen ondanks alles wat ze proberen, niet uit hun penibele situatie (structurele armoede).Het cijfer van de gezinnen waar niemand werkt, blijft hardnekkig op 10% van de actieve bevolking. We moeten gewoon aanvaarden dat er altijd 10% armen zullen zijn. Vraag is enkel: hoe kunnen we hen het best helpen? De armoede reducerende werking van de (klassieke) sociale uitgaven daalde alvast. De sociale zekerheid werd daardoor minder ‘pro poor’.
Met zette de laatste tijd massaal in op de actieve welvaartsstaat, maar de cijfers leren dat de activering tussen 1983 en 2013 nu eenmaal niet slaagde. Het is nog maar de vraag of actuele maatregelen als de degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen leidt tot activering. Of het integendeel mensen onder de armoedegrens niet nog meer isoleert en minder aan werk helpt.
Olifanten, leeuwen en vlinders
Bea Cantillon bracht drie diersoorten in verband met de drie motoren.
Zij vergeleek olifanten met de (oude) sociale zekerheidssystemen uit motor 1: de horizontale herverdeling. Olifanten zijn krachtig en stevig, maar log.
Leeuwen bracht zij in verband met motor 2: de verticale herverdeling. Ze zijn sterk, maar vormen ook een bedreiging voor zwakkeren. Wie niet meegaat, wie zogezegd zijn kansen niet grijpt, wordt steeds meer verantwoordelijk gesteld voor zijn situatie.
 
Ten slotte zag zij vandaag veel vlinders. Die bracht ze in verband met motor 3: investeringen. De vlinders van de sociale innovatie met initiatieven zoals kringloopwinkels, sociale kruideniers, het kinderarmoedefonds … Het zijn veelal initiatieven die op kleinere schaal opereren. Veel van wat het opbouwwerk doet, valt onder het werk van de vlinders: op een creatieve manier de negatieve gevolgen opvangen van de mank lopende machinerie van de welvaartsstaat. Het gevaar van deze vlinders is echter dat zij de aandacht afleiden van de kracht van de olifant. Dat is vandaag goed te zien in het Europese beleid dat veel aandacht besteedt aan dit soort sociale innovatie.
Aanbevelingen
Volgens Cantillon kan men enkel met deze aanbevelingen tegen 2020 20 miljoen mensen in Europa uit de armoede bevrijden:
1.      Vlinders mogen niet gebruikt worden als excuus om niet te doen wat men eigenlijk moet doen: sleutelen aan structurele aspecten van de machine. Er verschijnen veel studies over de vlinders, maar er zijn ondertussen nog maar weinig mensen die de olifanten bestuderen en hun kracht aantonen.
2.      De hele machinerie van de welvaartsstaat moet herbekeken worden. Het optrekken van inkomens en uitkeringen tot aan de armoedegrens is een eerste noodzakelijke stap, maar volstaat niet. De brandstofinjectie moet mee bekeken worden. Opbrengsten van inkomens uit vermogens moeten mee gebruikt worden om heel het systeem draaiend te houden.
© RIMO Limburg vzw
 

Print Friendly and PDF

Facebook